Ik heb het privilege gehad om gids te spelen voor Cees Nooteboom. ’s Avonds laat ging ik Nooteboom en zijn vrouw ophalen bij het hotel waar ze verbleven en bracht hen naar de bieb, voor onze literaire show, waar hij te gast was. Het regende, we bewogen ons langzaam voort en hielden ons vast aan onze paraplu’s. In de bibliotheek wilde Nooteboom niet eerst in de zaal zitten en daarom gingen we in het halfdonker naar de verdieping om romans te herkennen. Eenmaal tussen de boeken ging hij op zoek. “Zoekt u uw eigen boeken?” vroeg ik. “Hoe weet je dat?” “Elke auteur zou hetzelfde doen.” Lach. Met Cees Nooteboom kun je niet over koetjes en kalfjes praten. We spraken over Norman Manea, Michael Krüger, de Italiaanse hedendaagse literatuur, over trouwe lezers en zijn boeken. Ik liet hem ook mijn eigen boeken zien, in de kast. “Dat dacht ik al,” zei Nooteboom enigszins hermetisch toen hij iets op de cover las. Ik vroeg niets. Ik genoot. Later stelde ik hem per email de volgende vragen:
Welk boek heeft u onlangs aanbevolen aan een vriend?
De titel die ik aanbeveel is van een Italiaanse auteur, Andrea Bajani, die twee boeken heeft bij Atheneum.Het boek dat ik aanbeveel heet in het Duits Erkennst du mich, en gaat over het sterven en de dood van Antonio Tabucchi, een buitengewoon ontroerend boek, nog niet vertaald in het Nederlands.
We staan nu in de Haagse bibliotheek. Wat betekent de bibliotheek voor u?
In een bibliotheek heb ik mijn eerste roman geschreven – Philip en de Anderen, nog steeds in druk – het was de gemeentebibliotheek van Hilversum, in 1954.
Waar kijkt u de volgende week naar uit?
Naar mijn eerste week zonder verplichtingen, lezingen of wat dan ook. Of het met het eten lukt kan ik niet zeggen, ’s middags is er het afscheid van Willem Otterspeer in Leiden…