De laatste tijd gaat het weer goed mis bij de NS. Treinen die net nieuw zijn en niet rijden. Treinen die niet tegen het winterse weer kunnen. Als je geluk hebt, kun je in de trein wachten totdat die gaat rijden. Om de te tijd te doden, kan je een boek lezen. Of herlezen. Een van de boeken die ik laatst herlas, was mijn lievelingsboek: Johan Daisne’s Trein der Traagheid.
Het verlangen om een sigaret te roken – ik voelde me thans zo fris dat ik geen aanslag meer vreesde, net als in de jongelingsjaren, wanneer ons een beetje aanslag precies nodig is om tot het volle besef van onze frisheid te komen – dat verlangen was middelerwijl tot een razende behoefte uitgegroeid. Onze coupé bleef echter slapen, binnen de bewasemde ramen, waarachter het alsmaar duisterder werd. Schommelend reed de trein reeds zijn snelle, gedempt bruisende vaart.
Dit prachtige Vlaamse verhaal leest als een zwart-witfilm. Ik vond het magisch en realistisch. Het is een genre waar hij de allerbeste in is. Helaas kent bijna niemand hem. Ik kon vroeger niet ophouden over deze schrijver te praten, zo erg dat mijn allerbeste vriend zei als hij mij zag: o, nee hoor daar heb je die trein der traagheid weer.
Ach ja, zo in een trein zitten en dit lezen, maakt dat je je even niet stoort aan de NS, even niet bang bent voor een aanslag, maar misschien wel even verlangt naar een sigaret.